Berekening van het weerstandsvermogen

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het structurele en het incidentele weerstandsvermogen.

Structurele weerstandsvermogen
Het structurele weerstandsvermogen bestaat uit de begrotingspost onvoorzien. De post onvoorzien moet een soepele uitvoering van de begroting vergemakkelijken. De post onvoorzien bedraagt € 0,8 mln. en is in 2017 niet ingezet.

Incidentele weerstandsvermogen
In Den Haag wordt het weerstandsvermogen gevormd door de algemene reserve, de centrale reserves Onderhoud, de centrale bedrijfsvoeringsreserve, de programmareserves en de reserve grondbedrijf. Elk beleidsprogramma heeft een programmareserve. De programmareserve is o.a. bedoeld om tussentijdse risico’s en tegenvallers op een beleidsprogramma op te vangen. Indien de risico’s de programmareserve overstijgen, dan worden deze betrokken bij de algemene reserve. De standen van de bovenstaande reserves zijn per einde 2017 voor resultaatsbestemming als volgt:

Stand per 31-12-2016
(voor resultaatsbestemming)

Stand per 31-12-2017
(voor resultaatsbestemming)

1. Algemene reserve

€ 75,0 mln.

€ 70,3 mln.

2. Reserve Grondbedrijf

€ 57,1 mln.

€ 64,4 mln.

3. Programmareserves

€ 11,3 mln.

€ 12,5 mln.

4. Centrale reserves onderhoud

-

€ 10,1 mln.

5. Dienstcompensatiereserve

€ 4,6 mln.

-

6. Centrale bedrijfsvoeringsreserve

€ 6,0 mln.

€ 8,4 mln.

Totaal

154,0 mln.

165,7 mln.

Ad 1) De algemene reserve dient voor het afdekken van tekorten in de jaarrekening. Hiermee wordt voorkomen dat elke financiële tegenvaller dwingt tot onmiddellijk bezuinigen. Niet alle gemeenten lopen dezelfde risico’s. Het is daardoor niet mogelijk een algemene norm te stellen voor een eenduidige relatie tussen de algemene reserve en de risico’s. Iedere gemeente moet op basis van de eigen specifieke situatie een beleidslijn formuleren over het noodzakelijk geachte weerstandsvermogen. Inherent aan risico's is dat de precieze omvang van de mogelijke schade of kosten niet vaststaat. Dat komt natuurlijk vooral omdat het altijd gaat om een onzekere gebeurtenis, met navenant onzekere kosten. De gemeente Den Haag maakt gebruik van een risicocumulatiemodel. Hierbij wordt van elk risico de kans berekend dat het zich voordoet, gesimuleerd wordt dat een combinatie van bepaalde risico’s zich voordoet. Met dit model maken we een zo goed mogelijke berekening van de noodzakelijke hoogte voor het weerstandsvermogen. Twee keer per jaar wordt het risicocumulatiemodel geactualiseerd, namelijk in de Voorjaarsnota en de Programmabegroting.

Ad 2) De reserve Grondbedrijf is de financiële buffer voor het Grondbedrijf. De reserve is nodig om te verhinderen dat tekorten van het grondbedrijf de totale gemeentelijke financiële huishouding verstoren. Opbrengsten uit grondexploitaties worden aan deze reserve toegevoegd, verliezen uit grondexploitaties worden hiermee verrekend. De stand van de reserve Grondbedrijf per 31/12/2017 is € 64,4 mln. Zie de paragraaf Grondbedrijf voor een gedetailleerde onderbouwing van de actuele hoogte van de reserve Grondbedrijf.

Ad 3) De programmareserves zijn bedoeld om tussentijdse risico’s en tegenvallers op te vangen. Jaarlijks wordt bij de begrotingsvoorbereiding bezien welk deel van deze programmareserves ingezet kunnen worden voor nieuw beleid en welk deel noodzakelijk is om doorlopende harde verplichtingen af te dekken.

Ad 4) In 2017 is de systematiek van de onderhoudsvoorzieningen vastgoed en buitensportfaciliteiten gewijzigd. In de commissiebrief “Aanpassingen en verbeteringen in het financieel beheer van de gemeente Den Haag” bent u hiervoor uitgebreid geïnformeerd. Om de systematiek goed te laten functioneren is voor zowel vastgoed als buitensportfaciliteiten een centrale reserve onderhoud ingesteld. De centrale reserves hebben tot doel het verrekenen van jaarrekeningsresultaten op het onderhoud van vastgoed en buitensportfaciliteiten. Daarnaast dienen de centrale reserves onderhoud voor het opvangen van de fluctuaties die van jaar tot jaar kunnen optreden in de onderhoudslasten. De stand van de centrale reserves onderhoud per 31/12/2017 bedragen € 10,1 mln.

Ad 5 en 6) De dienstcompensatiereserves zijn opgegaan in de centrale bedrijfsvoeringsreserve

Per 1 juni is een fors deel van de bedrijfsvoering gecentraliseerd. Omdat de dienstcompensatiereserves vooral bedoeld waren voor kleinere knelpunten in de bedrijfsvoering hebben deze hierdoor hun belangrijkste functie verloren. Bij het Halfjaarbericht 2017 is daarom besloten de dienstcompensatiereserves op te heffen en de middelen toe te voegen aan de centrale bedrijfsvoeringsreserve (CBR). De stand van de centrale bedrijfsvoeringsreserve bedraagt per 31/12/2017 € 8,4 mln.

De centrale bedrijfsvoeringsreserve is bedoeld voor het opvangen van jaarrekeningresultaten op de bedrijfsvoering, de overhead en de frictiekosten inzake de bundeling.

Bij de besparing in de bedrijfsvoering gaat het om onder andere kosten voor boventalligheid als gevolg van de reorganisatie, kosten voor opleidingen en kosten om het programma te kunnen uitvoeren. In beginsel moeten deze frictiekosten binnen het overzicht overhead, de centrale bedrijfsvoeringsreserve en de exploitatie van de bedrijfsvoering gevonden worden.

Bij de jaarrekening vindt geen budgettaire afweging plaats, dit gebeurd traditiegetrouw bij de begroting. De risico’s zijn echter wel geactualiseerd. Daardoor kan een goed en actueel beeld gevormd worden van de risico’s waar de gemeente op dat moment mee geconfronteerd wordt. In 2017 heeft de gemeente het weerstandsvermogen niet hoeven aan te spreken. Geconcludeerd wordt dat het financieel risicobeheer en het vermogen van de gemeente afdoende zijn om tegenvallers op te vangen. Bij de voorjaarsnota wordt een herziene berekening van het benodigd weerstandsvermogen gemaakt.

Risico

Korte omschrijving

Domein

Kans

Bedrag

Weging

Max. bedrag

1

Rampen en zware ongevallen

Bestuur

1%

63.500

1

63.500

2

Eigen risico verzekeringen

Bestuur

10%

5.400

1

5.400

3

Grote Projecten

Fysiek

25%

25.000

1

25.000

4

Ontsluiting zuidelijk havengebied Scheveningen

Fysiek

50%

3.500

1

3.500

5

Bijstandsuitkeringen eigen risico 2017

Sociaal

17.800

1

17.800

6

Jeugd

Sociaal

80%

10.900

1

10.900

7

Statushouders

Sociaal

50%

5.100

1

5.100

Risico's met een structureel karakter

8

Gemeentefonds: BTW compensatiefonds

Bestuur

40%

10.000

1,5

15.000

9

Bijstandsuitkeringen 2018 en verder

Sociaal

60%

35.500

1,5

53.250

10

Afschaffing Precariobelasting

Bestuur

16.000

1,5

24.000

11

BTW sport

Bestuur

50%

3.700

1,5

5.550

12

Afname WSW in relatie tot rijksbijdrage

Sociaal

80%

3.500

1,5

5.250

13

Transitievergoeding SW

Sociaal

60%

600

1,5

900

14

Erfpacht

Fysiek

60%

3.500

1,5

5.250

15

Afdracht Reserve Grondbedrijf

Fysiek

25%

4.100

1,5

6.150

Totaal

246.550

  1. Rampen en zware ongevallen

De gemeente spaart niet voor risico's van (natuur)rampen (of ander groot onheil) die Den Haag kunnen treffen (watersnood, extreme weersomstandigheden, epidemieën, etc.). Hoewel de kans hierop klein is, is de schade die het gevolg kan zijn van een dergelijke gebeurtenis aanzienlijk, zo hebben we bijvoorbeeld gezien bij de vuurwerkramp in Enschede. Doordat de kans op een dergelijke ramp klein is, is het effect op het benodigde weerstandsvermogen beperkt.
Kans: 1%
Bedrag: € 63,5 mln.

  1. Eigen risico verzekeringen

De gemeente heeft een hoog eigen risico op verzekeringspolissen afgesloten, omdat dit per saldo financieel voordeliger is. Deze keuze bevat desalniettemin een risico. Wanneer zich verschillende calamiteiten tegelijk voordoen is de totale eigen bijdrage van de gemeente hoger dan in de reguliere begroting kan worden opgevangen. Bovendien heeft de gemeente ervoor gekozen de fraude- en berovingsverzekering in eigen beheer te nemen omdat de premie hiervan niet opweegt tegen het risico. Het maximale risico dat de gemeente loopt is € 5,4 mln. De kans dat zich dit risico voordoet is klein.
Kans: 10%
Bedrag: € 5,4 mln.

  1. Grote projecten

De gemeente loopt bij omvangrijke (ruimtelijke) fysieke projecten en ict-projecten risico's. We proberen deze risico’s allereerst te minimaliseren door erop te sturen dat de risico’s niet optreden in projecten. Ook wordt in het projectbudget extra geld beschikbaar gesteld om risico’s te kunnen dekken als deze zich voordoen. De raad kan kiezen een project aan te wijzen als een groot ruimtelijk investeringsproject (GRIP). Voor deze projecten wordt ieder halfjaar een voortgangsrapportage aangeboden.
We illustreren de geschetste werkwijze aan de hand van twee grote projecten:

  • Spuikwartier. In november 2014 heeft de gemeenteraad besloten tot ontwikkeling van het Spuikwartier. In het raadsbesluit is de strategie opgenomen hoe risico’s voor deze gebiedsontwikkeling worden beheerst. Voor risico’s die desondanks optreden is bij dit besluit  € 23,5 mln. weerstandsvermogen beschikbaar gesteld. De raad wordt o.a. via de GRIP-rapportages op de hoogte gesteld van het verloop van de uitgaven, de risico’s en de reserves.
  • Rotterdamse Baan. Bij vaststelling van het project is een budget onvoorzien opgenomen voor verwervingskosten, bouw- en overige kosten. Tevens is € 19 mln. beschikbaar gesteld binnen het projectbudget als reductie van de kans op eventuele overschrijdingen. De raad wordt o.a. via  de GRIP-rapportages op de hoogte gesteld van het verloop van de uitgaven, de risico’s en de reserves.

Den Haag stuurt met deze toegelichte methodiek op het tot een goed einde brengen van grote projecten. Dit biedt geen absolute zekerheid, er is altijd een mogelijkheid dat meer tegenvallers (of meevallers) ontstaan op individuele grote projecten. Dat kunnen bouwkosten betreffen, maar ook de gevolgen voor de exploitatie van nieuwe voorzieningen. Als extra maatregel nemen we daarom een algemeen risico op voor grote projecten in het weerstandsvermogen van de gemeente Den Haag.

De kans op optreden van dit risico is gewaardeerd op 25%. De omvang van het risico bij optreden wordt gewaardeerd op € 25 mln. Een aantal grote fysiek ruimtelijke projecten nadert zijn voltooiing. Deze projecten kennen een verhoogd risicoprofiel in combinatie met een geringe risicobuffer binnen de projecten zelf. De verwachting is dat deze projecten binnen het bestaande budget kunnen worden afgerond. Desalniettemin dient de gemeente rekening te houden met een mogelijke tegenvaller op deze projecten. Door met dit risico rekening te houden blijft de gemeente financieel deugdelijk, terwijl tegelijker tijd op voorhand geen onnodig beslag op de schaarse beschikbare middelen hoeft te worden gelegd.

De investeringsportefeuille bedraagt ongeveer € 1,067 mld. (hiervan wordt ongeveer € 561 mln. met gemeentelijke middelen gefinancierd en ongeveer € 506 mln. met bijdragen van derden).
Kans: 25%
Bedrag: € 25 mln.

  1. Goede ontsluiting zuidelijk havengebied Scheveningen

De functies in Scheveningen-Haven kunnen niet zonder een goede ontsluiting. Het bouwen van een oeververbinding is nu niet aan de orde. Een pont of watertaxi zijn mogelijk zodra dat noodzakelijk/wenselijk is. De ontsluiting zal voorafgaand hieraan – in breder gebiedsperspectief – uitgewerkt worden. Het is nu niet zeker dat de gereserveerde ontsluitingsmiddelen in de grondexploitatie afdoende zijn. Daarom wordt vooralsnog rekening gehouden met een risico van € 3,5 mln. Doel is om een goede ontsluiting te realiseren zonder de risicomiddelen aan te hoeven spreken.
Kans: 50%
Bedrag: € 3,5 mln.

  1. Bijstandsuitkeringen eigen risico 2017

Het rijk verstrekt het bijstandsbudget aan de gemeenten middels een verdeelmodel. De kans bestaat dat het budget dat het rijk aan alle gemeenten verstrekt ontoereikend is voor de bijstand en dat de gemeente Den Haag meer bijstandsuitkeringen heeft dan het budget waarop het verdeelmodel is gebaseerd. Er is dan sprake van een tekort en onder voorwaarden kan een beroep op een vangnetregeling worden gedaan waarbij een eigen risico geldt. Het verdeelmodel wordt momenteel herzien en de systematiek voor de vangnetregeling. Over 2017 bedroeg het tekort op de bijstandsverlening € 56,8 mln. Bij het Halfjaarbericht 2017 is hiervan € 35,2 mln. in de begroting verwerkt. Het resterend tekort van € 24,0 komt conform de bestaande afspraken ten laste van de algemene reserve. Allereerst wordt meerjarig vanaf 2018 structureel € 10 mln. van het eigen risico op de bijstand opgelost. Daarnaast wordt de verwachte bijdrage vanuit de Vangnetregeling van 2016 van € 14,2 mln. ingezet om het tekort 2017 te dekken. Tot slot, stellen we voor om aanvullend € 7,8 mln. vanuit het budgettair kader beschikbaar te stellen voor het tekort van de bijstand in 2018. De resterende € 17,8 mln. zijn voor risico en rekening van de gemeente. In het weerstandsvermogen wordt rekening gehouden met dit risico.

Bij de resultaatsbestemming wordt het resterende tekort met de algemene reserve verrekend.
Bedrag: € 17,8 mln.

  1. Jeugd

Per 1 januari 2015 heeft de gemeente de verantwoordelijkheid van de jeugdzorg overgenomen van het rijk. De inkoop van de zorg voor de jeugd vindt in opdracht van de gemeenten plaats door het H10 inkoopbureau. Dit inkoopbureau verstrekt de gemeenten de overzichten van de budgetuitnutting van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders en zorginstellingen. Instellingen met een regionale omzet vanaf € 0,25 mln. leggen over de eerste 9 maanden verantwoording af over de gemaakte en verder verwachte kosten, die wordt beoordeeld door hun eigen accountant. De plausibiliteit van de raming van de laatste drie maanden door het H10 inkoopbureau wordt onderzocht door de accountant van het H10 inkoopbureau.

In de jaarrekening 2017 is een bedrag van € 93,3 mln. aan uitgaven zorg voor 2017 opgenomen. Over 2017 moeten 49 jeugdhulpaanbieders verantwoordingsstukken inleveren. Daarvan hebben 38 instellingen ingeleverd en zij hebben allen een goedkeurende verklaring ontvangen, maar in een aantal gevallen is mogelijk het aspect volledigheid (zijnde de vraag: is alle geleverde zorg in de verantwoording opgenomen) onderbelicht gebleven. Uit de bevindingen van de accountant van het inkoopbureau H10 blijkt dat de ramingen van het H10 inkoopbureau voor de resterende drie maanden van 2017 op redelijke gronden tot stand zijn gekomen. De definitieve cijfers zijn pas bekend als instellingen al hun declaraties over 2017 hebben ingediend. Dit kan vijf jaren duren.

In 2017 is geconstateerd dat de prognoses van het inkoopbureau onzeker zijn door met name achterstallige declaraties van jeugdhulpaanbieders over de periode 2015 t/m 2017. Het inkoopbureau onderzoekt in de eerste helft van 2018 het effect op de nog te ontvangen declaraties. Daarnaast is het gebruik van jeugdhulp in 2017 circa negen procent gestegen. Verder kunnen op grond van de jeugdwet ook andere professionals (zoals huisartsen) – zonder afstemming met de gemeente - jeugdigen naar jeugdhulp verwijzen. Dit gebeurt in circa 75% van het aantal jeugdigen. Dat maakt dat de omvang van het risico voor het weerstandsvermogen hoger is ingeschat dan vorig jaar, namelijk op 9% in plaats van 5% van de inkopen via het inkoopbureau. Dit komt neer op een bedrag van € 8,4 mln.

Daarnaast kost het capaciteit om wachtlijsten (waaronder CJG en Veilig Thuis) niet verder te laten oplopen en weg te werken. Door het wegwerken komen er bovendien mensen in de zorg waardoor de kosten omhoog gaan. De geschatte impact hiervan is € 2,5 mln.

Om het inzicht in de financiële- en de resultaateffecten te vergroten heeft de gemeente eind 2017 een Taskforce ingericht. Deze nieuwe fase zal ook de komende circa 5 jaren (ook gezien de regionale afhankelijkheid) inspanningen vergen.
Kans: 80%
Bedrag: € 10,9 mln.

  1. Statushouders

De gemeente Den Haag levert haar bijdrage aan het oplossen van de vluchtelingenproblematiek. Concreet betekent dit dat de gemeente zich naast de wettelijke taakstelling om statushouders te huisvesten zich in 2016 gecommitteerd heeft om nog eens extra 700 statushouders te huisvesten.
In 2016 is het voor het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers niet mogelijk gebleken om deze extra statushouders aan de gemeente Den Haag te koppelen. De ambitie van de gemeente Den Haag blijft ook in 2017 om 700 extra statushouders te huisvesten. De kosten gemoeid met sociaal domein plan Haagse Aanpak voor de extra taakstelling van 700 statushouders van € 6,2 mln. wordt, voor het deel dat uit het accres van het gemeentefonds gedekt wordt voor € 5,1 mln., als risico opgenomen in het gemeentebrede risico cumulatiemodel. Het resterende bedrag van € 1,2 mln. komt beschikbaar vanuit de mogelijkheid voor gemeenten om onder voorwaarden, een vergoeding van € 2.370 voor vergunninghouders aan te vragen voor maatschappelijke begeleiding.
Kans: 50%
Bedrag: € 5,1 mln.

  1. Btw-compensatiefonds

Het Rijk heeft een maximum gezet op het btw-compensatiefonds. Bij een aantrekkende economie, bij meer uitbestedingen of bij grote investeringen van gemeenten, is de kans reëel dat de gemeenten meer btw bij het Rijk declareren dan er in het btw-compensatiefonds zit. Het Rijk dekt dat tekort op het btw-compensatiefonds dan met een uitname uit het gemeentefonds. Het maximale risico voor alle gemeenten samen schatten we op 10% van het btw-compensatiefonds van € 2,3 miljard. Het Haagse aandeel daarvan is 4,5%. Waarmee het Haagse aandeel op afgerond € 10 mln. komt.
Kans: 40%
Bedrag: € 10 mln.

9. Bijstandsuitkeringen 2018 en verder
Het Rijk heeft in 2015 een nieuw verdeelmodel ingevoerd voor de verdeling van bijstandsmiddelen, ook wel het BUIGbudget. Dit nieuwe verdeelmodel heeft een structureel nadelig effect voor de gemeente Den Haag. Samen met andere gemeenten is Den Haag langs verschillende sporen in onderhandeling met het rijk over aanpassingen van het verdeelmodel. Het rijk heeft het voornemen om in 2018 een volledig objectief model beschikbaar te hebben. Desondanks is de kans dat een nieuw verdeel model structureel tot een nadeel leidt. De provincie Zuid-Holland dringt er als toezichthouder dan ook op aan het tekort in de begroting te verwerken. Het verwachten tekort op de bijstandsverlening voor 2018 bedraagt structureel 53 mln. De verwachting is dat hiervan € 7,5 mln. wordt ontvangen vanuit de vangnetregeling. Rekening houdend met het voorstel om structureel € 10 mln. op te lossen binnen het budgettair kader van de Voorjaarsnota 2017, bedraagt het meerjarig tekort op de bijstandsverlening € 35,5 mln. Voor de langere termijn gaat de gemeente er vanuit dat de baten en lasten voor de bijstandsverlening in evenwicht komen door bijstellingen van het rijksverdeelmodel. Dit is mede ingegeven door de nog lopende discussie met het rijk. Voor dit deel van het tekort wil het college dan ook voorstellen het voorziene tekort niet op voorhand structureel te dekken, maar de ontwikkelingen per jaar te bekijken.

Kans: 60%
Bedrag: 35,5 mln.

10. Afschaffing precariobelasting

De jaarlijkse opbrengst precariobelasting bedraagt in Den Haag ca.€ 16 mln. Minister Plasterk heeft in juni 2016 het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend dat regelt dat gemeenten geen precariobelasting meer kunnen heffen van nutsbedrijven over netwerken die ze in, op of boven gemeentegrond exploiteren. Op 21 februari 2017 heeft de Tweede Kamer ingestemd met dit voorstel. Op initiatief van de Tweede Kamer is de overgangstermijn gehalveerd tot 1 januari 2022. Het structurele nadelig effect van de afschaffing van de precariobelasting dient vanaf volgend jaar in de meerjarenbegrotingen verwerkt te worden. Per heden is dit nog als risico aangemerkt.
Bedrag: € 16,0 mln.

11. Btw Sport

Den Haag is een stad die relatief veel investeert in sportvoorzieningen. Momenteel valt het ter beschikkingstellen van sportaccommodaties door gemeenten onder het lage BTW-tarief van 6% als sprake is van het gelegenheid geven tot sportbeoefening. Hierdoor hebben gemeenten op dit moment nog recht op aftrek van voorbelasting voor de kosten die toerekenbaar zijn aan de ter beschikkingstellen van sportaccommodaties. Dit recht op aftrek vervalt per 1 januari 2019 omdat het nieuwe kabinet heeft besloten als gevolg van het arrest van het Europese Hof van Justitie (Bridport and West Dorset Golf Club) de Europese BTW-sportvrijstelling te implementeren in de Nederlandse wetgeving. Het gevolg hiervan is dat door de gemeente betaalde BTW op haar inkopen gerelateerd aan sport een kostenpost vormt. De Btw-maatregel in de gemeentelijke sport-begroting leidt tot een kostenpost van € 3,7 mln. Momenteel bestudeert de wetgever de gevolgen. Daarnaast is ook nog niet duidelijk of Den Haag mogelijk aanspraak maakt op compensatie.
Kans: 50%
Bedrag: € 3,7 mln.

12. Afname WSW in relatie tot rijksbijdrage

De Wet op de Sociale Werkvoorziening is in 2015 opgegaan in de Participatiewet. Hierdoor komen er geen nieuwe instroom WSW-ers meer en daalt het aantal WSW-ers als gevolg van overlijden, pensionering en overige uitstroom geleidelijk. Hiermee samenhangend daalt ook de rijksbijdrage. Het risico bestaat dat deze daling van de rijksbijdrage sneller verloopt dan de afname van het aantal WSW-ers. We schatten het financiële effect van dit risico in op € 3,5 mln. structureel.
Kans: 80%
Bedrag: € 3,5 mln.

13. Transitievergoeding

Transitiekostenvergoeding betreft een aanpassing van het ontslagrecht in de private wet- en regelgeving. Dit houdt in dat na twee jaar ziekteverzuim, een sw-medewerker nu recht heeft op een transitiekostenvergoeding om de mogelijkheden op de arbeidsmarkt te vergroten. Berekening van 1 jaar laat een relatief “oude” populatie (62-64 jaar) zien, en laat zien welke werknemers straks recht hebben op een ontslagvergoeding van ongeveer € 53.000, zonder nog uitzicht te hebben op een nieuwe arbeidsplek. Er is nog geen zicht op aangepast beleid om deze situatie te kunnen beperken, maar het betreft wel een wettelijke maatregel. De jaarlijkse kosten worden geschat op € 0,6 mln. Momenteel ligt bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel om werkgevers met terugwerkende kracht te compenseren voor uitbetaalde transitievergoeding.
Kans: 60%
Bedrag: € 0,6 mln. structureel

14. Erfpacht

De afgelopen jaren is gemiddeld zo’n € 8 a € 10 mln. per jaar aan erfpachtinkomsten afgedragen als voedingsbron voor activiteiten in het kader van stedelijke ontwikkeling. Het is een dekkingsbron voor apparaat en projecten voor de programma’s wonen en stadsontwikkeling. Door de lage marktrente, daalt ook het canonpercentage voor erfpacht en ontvangt de gemeente minder inkomsten dan voorheen voor nieuwe en herziene erfpachtcontracten. Ook worden hiermee samenhangend minder erfpachtcontracten afgekocht, waardoor incidentele baten verminderen. Het erfpachtresultaat bedroeg in 2015 ca. € 2 mln. negatief ten opzichte van het begrote resultaat. Uit verkenningen blijkt dat in de periode 2016 t/m 2020 mogelijk € 22 mln. minder bijdrage uit het erfpachtsaldo aan de begroting kan worden toegevoegd. In de meerjarenbegroting is € 2 mln. per jaar beschikbaar per gesteld voor 2017 t/m 2019 om de lagere afdracht uit erfpachtinkomsten te compenseren. Er bestaat een gerede kans dat, als gevolg van marktontwikkelingen, structureel lagere erfpachtbaten worden gerealiseerd. Op basis van marktontwikkelingen en realisaties zullen we dit monitoren. Voor het resterende risico van bij benadering € 3,5 mln. per jaar houden we rekening binnen het risicocumulatiemodel.
Kans: 60%
Bedrag: € 3,5 mln. Structureel

15. Afdracht Reserve Grondbedrijf

Een deel van de structurele lasten voor het uitvoering geven aan de doelstellingen van stadsontwikkeling worden gedekt uit een jaarlijkse taakstellende afdracht van € 4,1 mln. ten laste van de reserve Grondbedrijf. Deze structurele afdracht staat onder druk. Structurele omvangrijke winstgevende grondexploitaties worden niet verwacht, omdat de focus vooral op binnenstedelijke projecten ligt en deze vaak een onrendabele top kennen.
Kans: 25%
Bedrag: € 4,1 mln. structureel