Waarderingsgrondslagen
Algemeen
De kaders van de waarderingsgrondslagen zijn bepaald in de Gemeentewet, het Besluit Begroting en
Verantwoording voor provincies en gemeenten (BBV), de (gewijzigde) verordening Financieel Beheer en
Beleid en het uitvoeringsbesluit Financieel Beheer (RIS 298231).
Voor de waardering van het gemeentelijk vastgoed is de concernrichtlijn ‘Waardering vastgoed’ van
toepassing.
De programmarekening is net als de begroting opgesteld volgens het stelsel van baten en lasten. In de
programmarekening zijn de baten en lasten opgenomen die toe te rekenen zijn aan het begrotingsjaar. Het moment van betaling of ontvangst van het geld is daarbij niet van belang. In enkele voor de programma-rekening in materiële zin ondergeschikte gevallen worden ontvangsten als baten verantwoord.
De waardering en resultaatbepaling zijn gebaseerd op historische kosten, tenzij anders is aangegeven. Bij de bepaling van het resultaat wordt onder andere rekening gehouden met het voorzichtigheidsprincipe, het matchingprincipe en het realisatieprincipe.
Voor de activa wordt de verkrijgings- of vervaardigingsprijs als waarderingsgrondslag toegepast. De passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, voor zover niet anders is vermeld.
De baten en lasten van interne gemeentelijke leveringen tussen de diensten onderling zijn, evenals bij de begroting, voor het grootste deel op programmaniveau geëlimineerd.
Wijzigingen 2017
Met ingang van 2017 is het BBV gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen die verwerkt zijn in de jaarrekening 2017 zijn de volgende:
Onderhoudsvoorziening
Het gemeentelijk vastgoed wordt als één complex beschouwd. De beschikbare middelen voor onderhoud worden ook als één budget gezien. In 2017 zijn om die reden de onderhoudsvoorzieningen vervallen. Hiervoor in de plaats is een gemeentebrede reserve onderhoud vastgoed gevormd en daarnaast ook een reserve onderhoud sportaccommodaties. Eventuele mee- of tegenvallers in de onderhoudsuitgaven worden hiermee verrekend (RIS298231).
Reorganisatievoorzieningen
De reorganisatievoorzieningen zijn vrijgevallen en opgeheven (€2,5 mln.). De middelen zijn toegevoegd aan de centrale bedrijfsvoeringsreserve.
Afschrijvingen maatschappelijk nut
Investeringen in de openbare ruimte (‘activa met een maatschappelijk nut’) moeten voortaan verplicht geactiveerd worden, waar voorheen de keuzemogelijkheid bestond om de investering uit de exploitatie te dekken. Materiële vaste activa met een bruto investeringsbedrag die lager is dan € 2.5 mln. (gemeentelijke deel + bijdragen derden) worden niet als materiële vaste activa verantwoord, maar worden rechtstreeks ten laste van de exploitatierekening gebracht.
Investeringen maatschappelijk nut
Investeringen met een maatschappelijk nut worden, evenals investeringen met een economisch nut, geactiveerd en over de verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven. De verplichting om alle investeringen te activeren volgens de nieuwe methode geldt alleen voor investeringen die vanaf het begrotingsjaar 2017 worden gedaan.
Overhead
Om meer inzicht te krijgen in de totale kosten van de overhead stelt het BBV in de notitie overhead dat er een apart overzicht moet worden opgenomen van de kosten van de overhead. Onder overhead wordt verstaan alle kosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces. Deze worden verantwoord in programma 20, overhead. Dat resulteert in een aanzienlijke verschuiving van de beleidsprogramma’s naar het overzicht overhead van ongeveer €245 mln.
Immateriële vaste activa
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien:
- het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;
- de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;
- het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;
- de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.
Immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs
Materiële vaste activa
Het BBV maakt onderscheid tussen materiële vaste activa met een maatschappelijk nut, materiële vaste activamet een economisch nut en materiële vaste activa met een economisch nut waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven.
De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de lineaire afschrijvingen. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak die aan de vervaardiging van het actief worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze kosten worden geactiveerd. De eerste afschrijving vindt plaats in het jaar volgend op de ingebruikname van de investering, met uitzondering van ambulances. Hiervoor vindt afschrijving plaats in de maand volgend op ingebruikname.De ontvangen investeringsbijdragen van derden zijn in één keer in mindering gebracht op de activering.
Materiële vaste activa met een maatschappelijk nut
De verordening Financieel Beheer en Beleid maakt een indeling naar vier
categorieën van materiële vaste activa met een maatschappelijk nut, waarbij de volgende maximale
afschrijvingstermijnen worden gehanteerd:
- 25 jaar voor civiele kunstwerken (zoals tunnels, bruggen en viaducten);
- 20 jaar voor de eerste aanleg van wegen, fietspaden, voetpaden, rotondes, railinfrastructuur
- 15 jaar voor technische installaties (waaronder verkeersregelinstallaties) en openbare verlichting;
- 10 jaar voor herinrichting van de openbare ruimte
Materiële vaste activa met een bruto investeringsbedrag die lager is dan € 2.500.000 (gemeentelijke deel + bijdragen derden) worden niet als materiële vaste activa verantwoord, maar worden rechtstreeks ten laste van de exploitatierekening gebracht.
Materiële vaste activa met een economisch nut (uit heffing)
Vaste activa met economisch nut zijn activa die bijdragen in de mogelijkheid om middelen te genereren
en/of die verhandelbaar zijn.
Conform de Richtlijnen (Notities) van de commissie BBV en de gemeentelijke richtlijnen worden de
vervaardigingskosten (waaronder de implementatiekosten) van nieuwe geautomatiseerde systemen
geactiveerd onder materiële vaste activa met economisch nut.
Voor investeringen met een economisch nut hanteert de gemeente de volgende standaard
afschrijvingstermijnen, die in beginsel zijn gebaseerd op de verwachte toekomstige gebruiksduur:
- 40 jaar voor nieuwbouw gebouwen (permanent), rioleringen; Een uitzondering hierop vormt het stadhuis-/ bibliotheekcomplex waarvoor met raadsbesluit 172/1997 (RIS 20092) een gebruiksduur van 50 jaar is vastgesteld, als gevolg van deze bepaling worden de aanpassingen in de Raadszaal uit 2016 met ingang van 2017 in 29 jaar afgeschreven (tot aan het eind van de 50-jarige gebruiksduur van het stadhuis)
- 25 jaar voor sportterreinen, renovatie gebouwen, restauratie monumenten, aankoop gebouwen en glasvezelkabels;
- 20 jaar voor parkeerterreinen; betonnen bakken voor ORAC’s;
- 15 jaar voor technische installaties in gebouwen (elektrische voorzieningen, verwarming, liften, machines);
- 10 jaar voor (brandveiligheid)voorzieningen aan gebouwen, energiebesparende maatregelen in gebouwen, kunstopdrachten, telefooninstallaties, kantoormeubilair (nieuwe inrichting), aanleg terreinwerken (semi-permanent of tijdelijk), nieuwbouw gebouwen (semi-permanent, tijdelijk of verplaatsbaar), groot onderhoud aan gebouwen (mits levensduurverlengend); stalen bakken voor ORAC’s; sportaccommodaties
- jaar voor zware transportmiddelen/aanhangwagens en schuiten, personenauto’s/lichte motorvoertuigen/motoren, automatiseringssystemen plus omvangrijke applicaties, duurzame productiemiddelen; software
Materiële vaste activa met een aanschafwaarde die lager is dan € 50.000 per stuk worden niet als materiële vaste activa verantwoord, maar rechtstreeks ten laste van de exploitatierekening gebracht, met uitzondering van werkzaamheden aan vastgoed en sportaccommodaties. Hiervoor geldt een activeringsgrens van € 100.000 (voor de totale projectkosten). Tot en met 2016 was de activeringsgrens voor hiervoor € 50.000.
De vernieuwing in de realisatie van het gebouwendeel van de Haagse Markt wordt een afschrijvingstermijn van 30 jaar gehanteerd (RV 93 2013).
Op activa in ontwikkeling en gronden wordt niet afgeschreven. Na Uitzondering hierop is de grond van het stadsdeelkantoor Galeria (waarop 2,5 % per jaar wordt afgeschreven in overeenstemming met raadsbesluit 9/1994 (RIS 14576)), gronden van woonwagenstandplaatsen en volkstuinen.
Het tijdelijk onderkomen aan het Zuiderstrandtheater wordt afgeschreven in 4 jaar conform RV 91 2013. De vernieuwing in de realisatie van het gebouwendeel van de Haagse Markt wordt een afschrijvingstermijn van 30 jaar gehanteerd (RV 93 2013).
Voor de waardering van het gemeentelijk vastgoed is de concernrichtlijn ‘Waardering vastgoed’ van
toepassing. Als de boekwaarde van een vastgoedobject, dat onder de labels commercieel vastgoed, bijzonder vastgoed en ontwikkelingsvastgoed valt, duurzaam onder de marktwaarde ligt, wordt het vastgoedobject afgewaardeerd naar de lagere marktwaarde. Een afwaardering wordt verwerkt als het verschil tussen marktwaarde en boekwaarde 10 procent van de boekwaarde betreft en groter is dan € 100.000. Als het verschil kleiner is, wordt de afwaardering niet doorgevoerd, tenzij er een voornemen tot verkoop bestaat. In dat geval geldt altijd de lagere marktwaarde zonder toepassing van de norm voor afwijking van 10% en €100.000.
Bij een duurzame waardevermindering als gevolg van verandering van de bestemming van het actief, zijn de desbetreffende materiële vaste activa tegen de lagere waarde gewaardeerd.
Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buiten-gebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.
Erfpacht
- Erfpachtrechten volgens voorwaarden 1923 zijn gewaardeerd tegen vervaardigingsprijs.
- Erfpachtrechten volgens voorwaarden 1976 en 1977 zijn tegen marktwaarde op het moment van uitgifte gewaardeerd .
- Erfpachtrechten volgens voorwaarden 1986 tegen canonbetaling zijn gewaardeerd tegen marktwaarde op moment van uitgifte
- Erfpachtrechten volgens voorwaarden 1986, waarvan de canonverplichting eeuwigdurend is afgekocht, worden tegen registratiewaarde gewaardeerd.
- Heruitgifte, herziening of omzetting van een erfpachtrecht leidt niet tot een bijstelling van de waardering van de balanswaarde
- Indien een erfpachtrecht een duurzame lagere marktwaarde kent dan de balanswaarde, wordt hierop afgeschreven tot de dan geldende marktwaarde.
- Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde. Eventuele afkoopsommen voor voortdurende contracten zijn verwerkt onder de langlopende schulden en vervallen naar rato van afkoopperiode vrij te gunste van het resultaat.
- De vooruit ontvangen canons zijn tegen contante waarde berekend. Bij de contant making van de (resterende) canonverplichting tot aan het einde tijdvak of contract is het dan geldend canonpercentage gehanteerd. De jaarlijks toe te voegen rente wordt ten laste van het resultaat gebracht en de in het verslagjaar vervallen canontermijnen zijn ten gunste van het resultaat gebracht.
Riolering
De gemeente heeft haar beleid tot en met 2020 vastgelegd in het gemeentelijk Rioleringsplan (GRP)
2016 – 2020 (RIS 289287). Uitgangspunt is een kostendekkende exploitatie. Over de gehele GRP-periode zijn de begrote bestedingen aan beheer, investeringen en onderhoud gelijk aan de in rekening te brengen rioolrechten.
Uitbreidingsinvesteringen in het rioleringsstelsel worden in beginsel ten laste van de grondexploitatie
gebracht. De bestedingen voor onderhoud en voor vervangingsinvesteringen (waaronder
pompinstallaties en gemalen) worden verantwoord onder de materiële vaste activa met economisch nut. De ontvangen rioolrechten worden via de Egalisatievoorziening Riolering en na aftrek van de exploitatielasten (voor beheer, klein onderhoud en eventuele rentelasten) als bijdragen van derden in mindering gebracht op de geactiveerde vervangingsinvesteringen opdat uiteindelijk de boekwaarde nihil wordt en geen afschrijvingen noodzakelijk zijn. Alleen indien de investeringen in enig jaar de ontvangen rioolrechten overtreffen en de egalisatievoorziening niet toereikend is wordt het meerdere geactiveerd en verantwoord onder de materiële vaste activa met economisch nut.
Activa in ontwikkeling (algemeen)
Vaste activa in ontwikkeling zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs, onder aftrek van vooruit ontvangen bedragen van derden zoals subsidies en een voorziening voor niet te innen subsidies op uitgevoerde projecten die niet voldoen aan de declaratie-eisen.
Financiële vaste activa
Deelnemingen zijn tegen verkrijgingsprijs gewaardeerd. Ingeval van duurzame waardevermindering worden deelnemingen gewaardeerd tegen lagere marktwaarde. Als de deelneming wordt afgestoten wordt de actuele waarde in de toelichting vermeld.
De verstrekte langlopende leningen aan derden, aan deelnemingen en overige uitzettingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, zo nodig onder aftrek van een voorziening wegens oninbaarheid van de lening.
De langlopende beleggingen zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs, zonodig onder aftrek van een
voorziening wegens risico’s in de belegging. In de toelichting op de balans is de actuele waarde van deze
beleggingen vermeld.
Derivaten
De derivaten zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. De derivaten zijn verantwoord als niet uit de balans blijkende verplichting, waar ook de nominale waarde van deze derivaten is vermeld.
Bijstortverplichting Collateral Derivaten contracten
De bijstortverplichting Collateral Derivaten worden onder de balanspost “Overige uitzettingen” opgenomen voor het verschil tussen de nominale waarde en de marktwaarde van de afgesloten derivaten contracten per 31 december 2017. De storting heeft het karakter van een waarborgsom waarvan de hoogte maandelijks fluctueert.
Vlottende activa
Voorraden
De voorraden zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs, zo nodig onder aftrek van een voorziening voor incourantheid van de voorraden. Een klein aantal artikelen, zoals representatieartikelen en quasi-goederen (zoals waardekaarten parkeergarage) zijn gewaardeerd tegen verkoopprijs. Eventuele waarderingsverschillen tussen standaard verrekenprijs en betaalde inkoopprijs worden als bedrijfsresultaat verantwoord. In geval van duurzame waardevermindering worden voorraden
gewaardeerd tegen lagere marktwaarde.
Grond- en hulpstoffen
De grond- en hulpstoffen zijn gewaardeerd tegen standaard verrekenprijzen, gebaseerd op de betaalde
inkoopprijs. Waarderingsverschillen tussen standaard verrekenprijs en betaalde inkoopprijs worden als
bedrijfsresultaat verantwoord.
Gereed product
Gerede producten worden gewaardeerd tegen de kostprijs of tegen de marktwaarde indien de marktwaarde lager is dan de kostprijs De kostprijs bestaat uit de verrekenprijzen van grond- en hulpstoffen en de loon- en machinekosten die aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.
Onderhanden werk bij grondexploitaties
De investeringen in onderhanden werken grondexploitaties zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De investeringen bestaan uit verwervings- en apparaatskosten en kosten voor het bouwen woonrijp maken. Eventuele bijdragen van derden en baten voor gronduitgiften zijn in mindering gebracht op de investeringen. Bij plannen die gefinancierd zijn met een lening wordt jaarlijks rente geactiveerd.
Positieve uitkomsten bij het afsluiten van grondexploitaties worden niet rechtstreeks gedoteerd aan de
reserve grondbedrijf. Deze worden opgenomen in het resultaat vóór resultaatbestemming en na
resultaatsbestemming toegevoegd aan de reserve grondbedrijf.. Voor tussentijdse winstneming geldt de door de BBV-voorgeschreven percentage of completion methode: voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd kan tussentijds naar rato van de voortgang van de grondexploitatie winst worden genomen. Tussentijdse winstneming vindt plaats via een collegebesluit (cf. verordening grondexploitaties).
Het geprognosticeerde ‘plansaldo’ is het verwachte resultaat op een plan. Ter dekking van verwachte
negatieve saldi op operationele plannen is de voorziening negatieve plannen gevormd. Deze voorziening
wordt verantwoord als correctiepost op het saldo van het onderhanden werk.
Vorderingen
De vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde .Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. De voorziening wordt statisch bepaald op basis van de geschatte inningskansen. Ook de vorderingen voor meerjarige subsidies zijn nominaal gewaardeerd.
Overlopende activa
Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.
Liquide middelen
Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
Eigen vermogen
Het eigen vermogen is het verschil tussen de activa en het vreemd vermogen. Binnen het eigen vermogen wordt onderscheid gemaakt in de algemene reserve, de overige bestemmingsreserves en het onverdeeld resultaat. De algemene reserve is onder te verdelen in de algemene reserve (in enge zin), de centrale bedrijfsvoeringsreserve, de programmareserves en de reserve onderhoud.
De overige bestemmingsreserves (welke worden ingesteld door een raadsbesluit) worden onderverdeeld in de volgende categorieën:
- Reserve grondbedrijf
Dient om winsten of autonome verliezen te verrekenen als gevolg van resultaten en (tussentijdse) financiële bijstellingen van grondexploitaties.
- (Tarief-)egalisatiereserves
Reserves die dienen om ongewenste schommelingen op te vangen bij de tarieven die aan derden en intern in rekening worden gebracht
- Activareserve
- Centrale reserve voor de dekking van kapitaallasten
- Projectreserves
Reserves die dienen ter dekking van een specifiek doel of project
- Overige reserves
- Centrale reserves op programma 16 Financiën, die niet onder een van de andere categorieën vallen
Toelichting
- Met de vaststelling van de geactualiseerde Algemene verordening financieel beheer en beleid (eind 2017) geldt voor de (tarief-)egalisatiereserves dat de saldi niet meer voor resultaatbepaling ten gunste of ten laste van de betreffende reserve mogen worden gebracht.
- Voor de projectreserves geldt dat een overschrijding van de begrote onttrekking is toegestaan, mits is voldaan aan de door het Platform Rechtmatigheid gestelde eisen.
- De resterende middelen bij bestemmingsreserves, waarvan de door de raad vastgestelde levensduur per balansdatum is verstreken of waarvan de door de raad vastgestelde doelstelling is gerealiseerd, vallen in alle gevallen vrij ten gunste van het resultaat. (De vrijval hoeft niet begroot te zijn).
Voor nadere informatie over de categorie-indeling, looptijd, doel en maximale hoogte van reserves wordt verwezen naar de bijlage Overzicht doelen, maximale hoogtes en looptijden reserves.
Voorzieningen
De voorzieningen zijn gevormd voor verplichtingen, verwachte verliezen of risico’s, waarvan de omvang
Onzeker is doch redelijkerwijs is te schatten op de balansdatum. Verder worden de van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden opgenomen onder de voorzieningen. Uitzondering hierop vormen de van Europese en Nederlandse overheidslichamen verkregen middelen, welke onder de balansposten overlopende passiva Europese/Nederlandse overheidslichamen/Rijk worden verantwoord.
De voorzieningen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van de voorziening
negatieve plannen bij de grondexploitatie. Deze is gewaardeerd tegen de contante waarde. De voorziening negatieve plannen bij grondexploitatieprojecten is gerubriceerd als correctiepost op het onderhanden werk naar analogie van de voorziening voor dubieuze debiteuren.
Het instellen van een reorganisatievoorziening vindt alleen dan plaats wanneer sprake is van:
- een reorganisatiebesluit conform het Sociaal Beleidskader (SBK) van de gemeente;
- een raming van kosten direct samenhangend dan wel voortvloeiend uit de reorganisatie van tenminste € 2,5 mln.
Voorzieningen worden gewaardeerd op het nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies. De pensioenverplichting ten behoeve van de wethouders is echter tegen de contante waarde van de (reeds opgebouwde) toekomstige uitkeringsverplichtingen gewaardeerd.
De voorziening voor aan derden verstrekte langlopende leningen en voor afgegeven garantstellingen wegens door derden aangetrokken leningen bij bankinstellingen c.a. wordt bepaald op basis van risico-inschatting per individuele lening. Bij deze risico-inschatting worden onder meer de normen van BASEL 2 gehanteerd. Indien er 100 % zekerheden zijn gesteld wordt geen voorziening getroffen. Zo nodig worden op basis van de risico-inschatting afwijkende percentages toegepast.
Uitzondering hierop vormen de belegging in het Fonds Uiver (obligatieleningen) waarvoor op basis van geldende ratings risicoanalyses hebben plaatsgevonden die geleid hebben tot lagere percentages van respectievelijk 0,0% en 0,28%.
In de verordening Financieel Beheer en Beleid ( RIS 298231) is opgenomen dat bij het verstrekken van
leningen en garanties aan derden de voorziening wordt gevormd uit het betreffende beleidsprogramma. Deze bepaling geldt voor nieuwe leningen en garanties die vanaf 1 januari 2010 worden verstrekt. Voor de al bestaande leningen en garanties is de reserve financiering aanspreekpunt.
Langlopende en kortlopende schulden
Schulden worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Een uitzondering hierop betreft een rentedragende langlopende schuld (rentebijschrijving voor het eerst achteraf in 2017) aan de Ontwikkelingscombinatie Wateringseveld (OCWV) in verband met in het jaar 2016 uitgestelde betaling voor de verworven grond (Celeritas) en uit te voeren toekomstige grondruil van de gemeente aan OCWV.